My grandfather has lived all his life in Bristol. (Hij leeft daar dus nu nog.)
He has always worked for the NASA. (Hij werkte daar in het verleden al en nu nog.)
My aunt has always been very nice to me. (Ze was in het verleden vriendelijk tegen mij en nu nog altijd.)
We moeten een onderscheid maken tussen regelmatige en onregelmatige werkwoorden: (1.) Regelmatige werkwoorden een vorm van (to have) in de tegenwoordige tijd gevolgd door een infinitiefvorm eindigend op -ED (voltooid deelwoord) Bv. I have worked.
(2.) Onregelmatige werkwoorden een vorm van (to have) in de tegenwoordige tijd gevolgd door het onregelmatige voltooid deelwoord (de derde in het rijtje in een woordenboek of lijst) Bv. I have seen. |